Een paar jaar geleden schreef ik mijn allereerste muziekstuk: een wals voor piano. Ik herinner me het moment nog alsof het gisteren was. Ik zat aan de piano, speelde wat klanken die me op dat moment troost boden, en plots voelde het alsof iets in mij openbrak. De warme, uitnodigende tonen vloeiden bijna vanzelf uit mijn vingers. Het was geen meesterwerk, geen technisch hoogstandje, maar het kwam recht uit mijn hart.
Die wals betekende veel meer dan gewoon een melodie. Het was mijn eerste echte ontmoeting met componeren, het moment waarop ik besefte dat muziek een taal was waarin ik mezelf kon uitdrukken zoals ik dat nergens anders kon. Elk akkoord, elk ritme vertelde iets over wie ik was, over wat ik voelde en waar ik naar zocht.
Nog steeds, als ik de partituur erbij neem of de eerste maten begin te spelen, voel ik iets bijzonders. Alsof ik even terugkeer naar dat prille begin van mijn muzikale reis. Die wals is voor mij een herinnering aan durven creëren, aan mezelf openstellen, en aan de schoonheid van een eerste stap. Het is een stuk dat ik blijf koesteren—omdat het de eerste noot was van een verhaal dat nog steeds verder klinkt.